- Wageningen
Inleiding van Gerard Koek bij de expositie van Mariës Hendriks en Coen Vernooij
Herpositionering van standpunt én herijking van beleving liggen ten grondslag aan het, onderling zeer onderscheiden, werk van zowel Mariës Hendriks als Coen Vernooij. Waar in het werk van Hendriks verschuivingen in kleur, tijd en ervaring elkaar lijken te ontmoeten in één beeld, daar roept binnen een ogenschijnlijk heldere ruimtelijke contour,het werk van Vernooij een veelheid aan,soms tegenstrijdige, sensaties op. Het is duidelijk dat in het werk van beiden de complexiteit én het plezier van het kijken een centrale rol inneemt.
Mariës Hendriks neemt ons in het getoonde recente werk mee naar een uitgelicht moment. Het is zo’n moment waarin de tijd elastisch lijkt te worden, zo’n moment waarin afspraken van tijd en ruimte niet meer lijken te gelden. In haar recente schilderijen figureren tafels die zich, soms gegroepeerd, in een ongedefinieerde ruimte ophouden. Het binnenvallende licht heeft hier een betoverende uitwerking op ruimte, kleur en onderlinge interacties.Op een zeer analytische wijze wordt een stricte ordening getoond waarin lichtval, reflectie en de daardoor opgeroepen kleurinterferenties zich laten gelden. Er blijkt echter voorbij deze wetmatigheden iets anders tastbaar te worden dat eerder valt te omschrijven als een moment van beleving. Het geobserveerde beeld dient zich aan als een samengebald moment. Een verdichting waarin zowel heldere observaties als innerlijke beleving een verbond lijken aan te gaan.De getoonde tafels, schaduwpartijen, vensterlichtcontouren en interne reflecties figureren hier als zetstukken binnen een zuiver schilderkunstig universum. In werken die soms zelfs erg klein kunnen zijn wordt het mysterie van een moment op een geheel eigen wijze aangeraakt.
Coen Vernooij leidt ons via zijn werk binnen in een domein waar we ons in eerste instantie vertrouwd lijken te voelen. Het is een territorium waar in klare lijnen en in heldere abstract ogende vormen een evenwichtsoefening met 2de en 3de dimensie wordt opgevoerd. Wat zich vervolgens voltrekt bij de toeschouwer doet zich voor als een reeks van conflicterende sensaties. De illusie van een eenduidig te begrijpen beeld wordt stapsgewijs ondergraven en gecorrigeerd. Wij worden via de uiterst gereduceerde beeldtaal van Vernooij verleidt te denken dat we wel weten wat we zien om vervolgens te belanden in een manifestatie van het tegendeel. De aantrekkingskracht van dit werk zit in het oproepen van een aantal betrouwbare ankerpunten. Deze zouden omschreven kunnen worden met begrippen als formele stelligheid,visuele eenvoud en klare vorm. Zij functioneren als vertrekpunt van een verkenning waarbij het kijken zélf leidt tot ontdekken i.p.v. bevestigen. De werken van Vernooij dragen geen titel om te voorkomen dat de toeschouwer een verbaal spoor volgt in plaats van een visueel spoor. Niettemin zijn in een aantal gevallen toch ,en dan tussen haakjes, aanduidingen toegevoegd als (twins) of (rise & fall). Het zijn deze subtiele verwijzingen die laten doorschemeren dat er méér speelt dan een louter visueel discours en zij wijzen naar observaties en ontmoetingen afkomstig uit een bredere dagelijkse werkelijkheid.